Een lucht/water warmtepomp onttrekt warme lucht uit de omgeving en stuurt deze door een warmtewisselaar. Door de warmtewisselaar stroomt een koelvloeistof, die door de warme lucht verandert in een gas. De compressor in de warmteboiler drukt het gas samen, waardoor de temperatuur van het gas wordt verhoogd. De warmtewisselaar geeft vervolgens de warmte af aan het tapwater in de boiler.  Hierdoor warmt het water op tot ongeveer 50°C  en koelt het koelvloeistof af. Vervolgens kan het verwarmde tapwater met behulp van het elektrische verwarmingselement (volledig elektrische warmtepomp) of met behulp van de cv-ketel (hybride warmtepomp) verder opgewarmd worden tot boven de 65°C (ter voorkoming van legionella). Bij een volledig elektrische warmtepomp werkt het elektrische verwarmingselement ook als back-up wanneer de omgevingslucht te koud is of wanneer er een hoge warmwatervraag is. Bij een hybride warmtepomp werkt de cv-ketel als back-up. Warmtepompen gebruiken gemiddeld tot 75% minder elektriciteit dan een reguliere elektrische boiler.